Ten tijde van de christenvervolging in Jeruzalem zou Maria samen met de apostel Johannes naar Efeze gevlucht zijn. Samen met Johannes zou zij dan ook in Efeze geleefd hebben tot haar dood.
Een Duitse non (Katharina Emmerich) kreeg meerdere visioenen die duidelijk maakten dat Maria op een berg gewoond heeft ten zuiden van Efeze. De visioenen werden in 1891 onderzocht door Eugene Paulin en priester Jung.
Eugene Paulin en priester Jung stelden een commissie samen van wetenschappers en trokken naar Efeze. De bewuste berg, Bulbul, werd gevonden en na heel wat onderzoek werd het huis van Maria gevonden.
Paus Johannes XXIII verklaarde in 1961 het huis tot pelgrimsoord. Vervolgens maakten paus Paulus VI en paus Johannes in 1979 een pelgrimstocht naar Efeze. Zowel Christenen als Moslims bezoeken het huis in grote getale. Voor de Moslims is Maria de moeder van Isa Peyamber, van de profeet Jesus.
Dichtbij het huis kan men enkele fonteinen terugvinden met bronwater, waaraan een geneeskrachtige en zuiverende werking toegeschreven wordt.